Nieuws en achtergronden voor zzp'ers

De opkomst en onvermijdelijke ondergang van broodfondsen

         

Het idee van een broodfonds is sympathiek en solidair. Je wordt lid van een groep zzp’ers en legt geld opzij voor het geval een van de leden arbeidsongeschikt wordt. Volgens Broodfondsmakers, een vereniging die zelfstandigen begeleidt bij het oprichten van een broodfonds, zijn er inmiddels zo’n 25.000 zzp’ers die zich op deze manier hebben ingedekte tegen langdurige uitval. De vereniging werkt samen met Triodos Bank dat een speciaal broodfondsrekening heeft gecreëerd. Om te kunnen functioneren telt een groep minimaal twintig en maximaal vijftig deelnemers.

De hoogte van je maandelijkse inleg bepaalt de hoogte van je uitkering (oftewel een ‘schenking’, zoals het broodfondstaal heet). Leg je bijvoorbeeld 45 euro in, dan kun je rekenen op een schenking van duizend euro per maand. Je ontvangt dit bedrag gedurende maximaal twee jaar. Uit onderzoek van TNO blijkt dat 99 procent van de ondernemers die binnen deze termijn weer aan de slag is.

Deze broodfondsen spreken mij om drie redenen aan. 1. Ze zijn kleinschalig en persoonlijk. 2. Deelname is vrijwillig. 3. Er is geen overheidsbemoeienis. De boekhouding van een fonds van maximaal vijftig ondernemers blijft overzichtelijk. Iedereen kan precies zien wat er gespaard en wat er uitgekeerd wordt. De ondernemers kennen elkaar. De drempel om je ziek te melden en een beroep te doen op de vrijgevigheid van bevriende zzp’ers is hierdoor vele malen hoger dan bij een grote verzekeraar.

Door de vrijwillige deelname zijn deelnemers veel meer geneigd de afspraken, de imperfecties en consequenties te respecteren en te ondersteunen dan bij een verplicht fonds. Als je het niet ondersteunt en niet echt wilt laten slagen, word je gewoon geen lid. Broodfondsen zijn zelfregulerend binnen de bestaande wettelijke kaders. Zij kunnen hun eigen regels opstellen zolang deze niet in strijd zijn met de wet. Tevens is het fiscaal neutraal. De inleg is niet aftrekbaar en de ontvangen schenkingen zijn niet belast. Tot zover het goede nieuws. Want er zijn serieuze bedreigingen.

Hoewel broodfondsen zullen zeggen dat zij geen verzekeraars zijn, is het oogmerk wel degelijk om bij arbeidsongeschiktheid een bepaalde inkomenszekerheid te geven. Daar ontstaat meteen het eerste probleem: hoe definieer je arbeidsongeschiktheid? Arbeidsongeschiktheid zoals we dat van de vroegere WAO kennen, ging over het verlies van verdiencapaciteit. Als je altijd honderdduizend euro verdiende en door ziekte theoretisch nog maar vijftigduizend kon verdienen, dan daalde je verdiencapaciteit met vijftig procent en was je dus vijftig procent arbeidsongeschikt.

Broodfondsen hanteren een andere definitie van arbeidsongeschiktheid. Ze gaan niet uit van wat je hàd maar van wat je nodig hèbt. Ze bieden een soort elementair inkomen vanuit de gedachte dat er minimaal brood op de plank moet komen. Maar een sociaal minimum is het ook niet want er wordt niet gekeken naar de totale vermogens- en inkomenssituatie van het lid dat zich langdurig ziek meldt. Het begrip ‘brood’ is niet helder gedefinieerd. Stel: een lid van een broodfonds heeft een adviesbureau. Dit lid is getrouwd. Het stel bezit samen een huis van 475.000 euro. Het huis is voor een derde afbetaald en heeft een overwaarde van anderhalve ton. De partner heeft een goede baan. Het lid wordt ziek en doet een beroep op het broodfonds. Wordt hier brood op de plank gefinancierd of is er sprake van een vergoeding voor verloren inkomen?

Dit gebrek aan heldere definities en kaders is weliswaar problematisch maar wordt in de praktijk opgevangen door vertrouwen en persoonlijk contact. Dit kan echter alleen werken in een kleinschalige en persoonlijke setting waarin de onvolmaaktheden kunnen worden gladgestreken.  Men komt er (vaak) wel uit. Nu het aantal broodfondsen sterk aan het groeien is, is het interessant om te bekijken hoelang de drie succesfactoren vrijwilligheid, persoonlijkheid en kleinschaligheid de komende jaren stand zullen houden. Het gaat immers over fondsen waar geld in zit. Steeds meer geld. Nu gaat het nog over miljoenen, maar over een paar jaar wellicht over honderden miljoenen

De eerste bedreiging is reeds zichtbaar omdat broodfondsen overkoepelende afspraken maken met andere broodfondsen. De veiligheid van kleinschaligheid komt hiermee in gevaar. Als lid moet je niet alleen betalen voor jouw bevriende zieke collega-ondernemer maar ook voor ondernemers die je helemaal niet kent. En die hebben misschien wel een veel duurder huis dan jij en inkomsten waar jij niets van weet. Vroeg of laat komen daar rechtszaken van. Een ondernemer vindt dat hij of zij recht heeft op een schenking. De ondernemer vindt zichzelf ziek, het broodfonds vindt van niet. Een andere ondernemer is lid van drie broodfondsen. Twee broodfondsen gaan over tot uitbetaling, de derde vindt het echter wel welletjes maar schiet te kort om dat goed te onderbouwen.

Het is onontkoombaar dat de overheid vroeg of laat ook iets wil regelen. Voor broodfondsen worden normen vastgesteld, over acceptatie van nieuwe leden, definities van arbeidsongeschiktheid en de verdeling van fondsen over andere fondsen. Vervolgens komt er een Nationaal Broodfonds en heeft niemand meer zicht op hoeveel geld er in komt en hoeveel er uit gaat. In het bestuur van het Nationaal Broodfonds zien we opeens allerlei oud-politici terug. Ten slotte zal deelname verplicht worden. En daarmee staat de deur open om vertrouwen en persoonlijkheid volledig te vervangen door nog strakkere regels, procedurele verplichtingen en hoge drempels om uit te keren. Een mooi maar kwetsbaar initiatief van ondernemers om voor elkaar te zorgen, een initiatief dat werkte omdat het klein, persoonlijk en vrijwillig was, groeit kapot en wordt vakkundig weggereguleerd door de staat.

Maar men kan altijd weer opnieuw beginnen. Met vleesfondsen of sojafondsen. Iets waarmee ondernemers elkaar zonder overheidsbemoeienis kunnen helpen. Met simpele regels. Met klungelige kaders en problematische definities. Dat geeft op zich niet want het is kleinschalig, persoonlijk en vrijwillig. Dus kan het weer werken. Zolang het geen succes wordt.

Deel op Facebook     Deel op Twitter     Deel op LinkedIn